GGZ-instellingen isoleren in 2017 langer patiënten ten opzichte van 2014
Tussen 2014 en 2017 brachten er bij een kwart van de ggz-instellingen patiënten meer tijd door in de isoleercel dan voor 2014. Dat blijkt uit onderzoek van Investico voor Trouw en De Groene Amsterdammer woensdag.
De cijfers zijn gebaseerd op de cijfers van het Zorginstituut Nederland en ging rond bij vijftien grote ggz-instellingen. Van de vijftien instellingen wilden er vier niet reageren, de overige elf lieten weten dat zij er niet in slagen om te stoppen met separeren. De cijfers bij het Zorginstituut Nederland werden geleverd door 21 klinieken. Hieruit bleek dat er in 2017 in totaal 334 duizend uur gesepareerd werd in de klinieken. Dat is een daling van 9,3 procent ten opzichte van 2014.
Veertien instellingen hadden nog in juni 2016 beloofd in het zogeheten ‘Dolhuys-manifest’ om de separeercel af te schaffen, omdat “gedwongen opsluiting voor patiënten traumatiserend is.”
Een van de ondertekenaars van het ‘Dolhuys-manifest’, geneesheer-directeur en psychiater Joris Hendriks van GGZ Eindhoven, laat aan Trouw weten dat er bij de ondertekening nog niet zo’n groot personeelstekort was als nu. “We moeten oppassen dat we de veiligheidsrisico’s goed inschatten,” zegt hij, “Niemand separeert voor zijn plezier.”
Complexere problemen
De instellingen zeggen dat de grote personeelstekorten en een veranderende patiëntengroep ervoor zorgen dat het stoppen met isoleren onmogelijk is. Volgens de klinieken krijgen steeds meer patiënten thuis hulp, waardoor de mensen die in de klinieken terecht komen vaak zwaardere en complexere problemen hebben. Deze patiënten hebben een combinatie van problemen: drugs, psychoses en agressiviteit. Voor deze patiënten is separatie vrijwel onvermijdelijk.