Vlees oudere mannelijke konikpaarden niet geschikt voor verkoop
Het vlees van de mannelijke konikpaarden ouder dan vier jaar uit de Oostvaardersplassen is niet geschikt om op te eten. Het vlees van hengsten boven die leeftijd bevat relatief veel dioxines. Dat blijkt uit steekproeven die in opdracht van Staatsbosbeheer zijn gedaan.
Het vlees komt van de 32 paarden, die half oktober zijn geslacht om hun aantal omlaag te brengen. Omdat Staatsbosbeheer het vlees liever niet wil vernietigen, wordt een groot deel verkocht voor consumptie. Voordat het te koop aangeboden kan worden, wordt het streng getest.
Naar aanleiding van een discussie over paardenvlees elders in het land heeft Staatsbosbeheer ook vlees van paarden en heckrunderen uit de Oostvaardersplassen laten controleren. Volgens een woordvoerder van Staatsbosbeheer heeft de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) het vlees van vijftien van de 32 geslachte paarden gecontroleerd. Toen werd duidelijk dat het vlees van de oudere hengsten te veel dioxines bevat. Het vlees is ook niet geschikt om aan andere dieren te voeren in bijvoorbeeld dierentuinen en wordt vernietigd.
Dioxines zijn schadelijke stoffen die via het milieu in de voedselketen terecht kunnen komen. Dioxines kunnen bij bepaalde dosering effecten hebben op de gezondheid. Er zijn daarom grenswaarden voor de hoeveelheid dioxines die mensen binnen mogen krijgen.
Uit voorzorg biedt Staatsbosbeheer nu alleen het vlees aan van hengsten jonger dan drie jaar en van merries. Aanvullend onderzoek van de NVWA heeft aangetoond dat dit vlees wel veilig is.
De ontdekking van dioxines staat volgens Staatsbosbeheer los van de discussie over te hoge waarden van cadmium in konikpaarden. Een juriste die actiegroepen tegen afschot vertegenwoordigt, stelde in oktober dat er veel te hoge concentraties cadmium in de nieren van de paarden zijn aangetroffen. Zij baseerde zich op sectierapporten, die op basis van de wet openbaarheid van bestuur zijn opgevraagd.
De juriste heeft de zaak op 5 november genoemd tijdens een procedure bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Die heeft de zaak verdaagd om de beweringen nader te kunnen onderzoeken.
Volgens de Omgevingsdienst Flevoland en Gooi- en Vechtstreek is het cadmium waarschijnlijk afkomstig uit een sliblaag in een deel van het moerasgebied binnen de Oostvaardersplassen. De herkomst hiervan is niet meer te achterhalen.