Unieke verhalen komen tot leven door scheepswrakkenpaspoorten

Geschreven door Redactie

Afgelopen woensdag 16 maart werden op Batavialand scheepswrakkenpaspoorten overhandigd aan hun eigenaren.

Deze wrakken vertellen hun eigen verhaal en zijn onderdeel van het Flevolands erfgoed. Maritiem archeoloog Wouter Waldus  verzorgde over één van die wrakken een inspirerende lezing. Eigenaren en beheerders die scheepswrakken op hun land hebben liggen ontvingen paspoorten van ‘hun wrak’ van gedeputeerde Kunst en Cultuur Michiel Rijsberman en directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Arjan de Zeeuw.

Unieke verhalen in de bodem

In de bodem van Flevoland zijn meer dan 450 vergane schepen gevonden. Na onderzoek zijn 73 daarvan bewaard gebleven. Voor de (land)eigenaren en terreineigenaren bij wie een wrak is gevonden, maakten we speciale scheepswrakkenpaspoorten. Deze paspoorten laten hen kennis maken met het verhaal van hun scheepswrak. Gedeputeerde Kunst en Cultuur Michiel Rijsberman: “Juist het verder vertellen van de verhalen achter de scheepswrakken is van belang, want die laten zien in wat voor een uniek gebied wij wonen en werken. Hier voeren de schepen over een soms woeste Zuiderzee en verbonden steden, gebieden en landen met elkaar door handel en uitwisseling.”

Erfgoed om te koesteren

De verhalen hierover zijn gevangen in ieder scheepswrak als een soort tijdscapsule. Het is erfgoed dat wij moeten koesteren, onderzoeken en tonen aan een breed publiek. Dat doen de RCE en de provincie samen met een heleboel organisaties zoals Batavialand, de Monumentenwacht Flevoland, Landschapsbeheer Flevoland maar nu dus ook met de eigenaren en terreinbeheerders. Arjan de Zeeuw: “De scheepswrakkenpaspoorten vertellen verhalen over onder meer het schip, de lading, de bemanning en transportroutes. Ook geven ze nuttige informatie over het behoud van de wrakken. Ze vertellen een verhaal wat nog generaties lang verteld kan worden als onderdeel van een gedeeld verleden. Een verhaal om verder te vertellen aan familie, kennissen en omwonenden.”

Onze Ambassadeurs