In 2018 werkten jongeren zonder diploma minder vaak dan leeftijdsgenoten mét een diploma. Dat schrijft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dinsdag. Zo hadden jongeren met een diploma, maar zonder school, het vaakst werk en werkten zij de meeste uren. 

De netto arbeidsparticipatie van jongeren (tussen de 15 tot 27 jaar) met een diploma op mbo-niveau 2 of een havo- of vwo-diploma, lag volgens het CBS op 74 procent. Van de jongeren zonder diploma werkte 57 procent.

Jongeren met een diploma ,die niet naar school gingen, werkten het vaakst: in 89 procent van de gevallen. Jongeren zonder diploma, die wel nog onderwijs volgden, werkten maar 56 procent van de gevallen.

In 2018 lag de netto arbeidsparticipatie onder jongeren hoger dan vier jaar eerder. Toen was de arbeidsdeelname nog 62 procent. Bij de onderwijs volgende jongeren zonder diploma was de toename het groots, met een stijging van 8 procent.

Onderwijsloze jongeren werkten net als bij de hoeveelheid werkende jongeren het meest. Jongeren die geen onderwijs meer volgden, maar wel een diploma hadden, werkten 34 uur gemiddeld. Jongeren zonder diploma en zonder onderwijs werkten 32 uur gemiddeld.

Jongeren die onderwijs volgen werken een stuk minder vaak: met een diploma bijna zeventien uur per week en zonder slechts twaalf. De cijfers komen volgens het CBS nagenoeg overeen met hoe lang de jongeren willen werken.