Waar komt de eenhoorn-mythe vandaan?
Eenhoorns zijn geïnspireerd door verschillende echte dieren.
De eenhoorn is een van de beroemdste mythische wezens, vaak afgebeeld als een wit paard met een spiraalvormige hoorn die uit zijn voorhoofd barst. Het is niet moeilijk om je een paard met een hoorn voor te stellen, en voor een groot deel van de geschiedenis van het mythische wezen dachten mensen dat het echt bestond, maar waar komt deze mythe vandaan?
Eenhoornachtige beelden dateren uit de Indusvallei-beschaving (ongeveer 3300 v. Chr. tot 1300 v. Chr.) in Zuid-Azië, waaronder delen van het hedendaagse Afghanistan, Pakistan en India. Een zijprofiel van wat lijkt op een paard met een enkele hoorn verschijnt op zegels uit die periode. Deze afbeeldingen waren echter waarschijnlijk afbeeldingen van oeros (Bos primigenius), een nu uitgestorven wilde os.
De Chinese geschreven beschrijvingen van een Aziatische eenhoorn bestonden al rond 2700 voor Christus. Deze "eenhoorn" leek een combinatie van verschillende dieren te zijn en had het lichaam van een hert, de staart van een os, een veelkleurige of geschubde draakachtige vacht en een met vlees bedekte hoorn (of horens). Ondanks fysieke verschillen werden Aziatische eenhoorns beschreven als ontwijkende en solitaire wezens, net als in latere Europese archieven.
De eerste geregistreerde vermelding van eenhoorns in de westerse literatuur vond plaats in de vierde eeuw voor Christus. Ctesias, een kunstenaar en historicus, schreef verhalen op van Indiase reizigers en beschreef "wilde ezels" ter grootte van een paard met witte lichamen, blauwe ogen, rode koppen en een veelkleurige hoorn van ongeveer 0,5 meter lang. De eenhoorn van Ctesias was waarschijnlijk gebaseerd op beschrijvingen van meerdere dieren zoals wilde ezels en Indiase neushoorns.
Het algemene geloof onder Europeanen is dat eenhoorns echt bestonden in de 18e eeuw. Niemand kon immers een echt dier vinden dat voldeed aan de beschrijving van de eenhoorn.