We werken langer door: pensioenleeftijd gemiddeld gestegen naar 65 jaar
In 2018 is de gemiddelde pensioenleeftijd met vijf maanden naar 65 jaar gestegen. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Op dit gebied is ook te zien dat er een grotere kloof tussen lager- en hoger opgeleiden is. Zo werkten lager opgeleiden gemiddeld acht maanden langer door dan hoger opgeleiden.
De gemiddelde pensioenleeftijd lag tussen 2000 en 2006 nog rond de 61 jaar. De pensioenleeftijd stijgt sindsdien door nieuwe wetten en regels. Deze zorgen ervoor dat werknemers gestimuleerd worden om langer door te werken.
Ook speelt de verhoging van de AOW-leeftijd een belangrijke rol in de stijging van de gemiddelde pensioenleeftijd. Vanaf 2013 is deze beetje bij beetje verhoogd. Zo stond deze in 2018 op 66 jaar. Mede dankzij deze verhoging is het aantal mensen van 55 jaar of ouder met als voornaamste inkomen het loon bijna verdubbeld tussen 2006 en 2018.
Groot verschil laag- en hoogopgeleiden
34 procent van de werknemers ging in 2018 voor hun 65e verjaardag met pensioen. Dat is een daling van 54 procent ten opzichte van 2006. In dat jaar gingen nog ruim 88 procent van de werknemers voor hun 65e verjaardag met pensioen. Een ruime meerderheid van de werknemers ging vorig jaar na hun 65e pas met pensioen, terwijl dit percentage in 2006 nog op 10 procent stond.
Hoger opgeleiden gingen gemiddeld eerder met pensioen. De pensioenleeftijd stond in 2018 van deze categorie op 64 jaar en tien maanden. Lager opgeleiden gingen gemiddeld met 65 jaar en zes maanden met pensioen. Dat is acht maanden later dan hoogopgeleiden. Werknemers met een middelbare opleiding gingen gemiddeld met pensioen met 64 jaar en elf maanden.