Landelijke ziekenhuisstaking in aantocht: Waarom wordt er gestaakt?
Ziekenhuismedewerkers in heel Nederland leggen op woensdag 20 november het werk voor een dag neer in niet-spoedeisende zaken. Ze staken om een betere cao af te dwingen bij hun werkgevers.
Dit is de eerste landelijke ‘ziekenhuisstaking’, zeggen de vakbonden FBZ, NU'91, FNV en CNV. Het gaat om 200.000 medewerkers verspreid over 83 ziekenhuizen waarvan verwacht wordt dat minstens de helft van ze ziekenhuizen meedoet. In de cao willen de bonden een structurele salarisverhoging van 5 procent. Ook moet er extra toeslag op loon komen als medewerkers op het laatste moment opgeroepen worden om te werken en ze willen maatregelen om de werkdruk te verlichten.
De krapte op de arbeidsmarkt in de zorg is groot, zo ook de uitstroom. De vakbonden vinden deze verbeteringen nodig om verpleegkundigen extra te belonen en om op de arbeidsmarkt aantrekkelijk te blijven.
Eerdere onderhandelingen
Eerder dit jaar, in juni, liepen de cao-onderhandelingen met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen op de klippen. De maand daarop werden de eerste zondagsdiensten gedraaid in ziekenhuizen. Zo gingen onder meer operatiekamers, verpleegafdelingen en radiologie dicht voor zaken Onder spoed. Zelfs geplande operaties werden afgezegd. Duizenden medewerkers in 25 ziekenhuizen hebben sindsdien meegedaan aan de acties. Circa 20.000 patiënten hebben hier tot nu toe de lasten van ondervonden, schat FNV.
De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) deed eind september in een informeel overleg een nieuw voorstel: voor alle medewerkers een loonstijging van 4 procent in 2020 en 2021. Ook stelde de NVZ voor per 1 januari 2020 de onregelmatigheidstoeslag te verhogen. Voor verpleegkundigen betekent dit een extra 2,5 procent loonsverhoging. Maar dat voorstel is afgewezen door de bonden. Zo zouden de verbeteringen te marginaal zijn en ook staan daar verslechteringen tegenover.
We zijn met dit uitstel tot het uiterste gegaan - Gita Gallé, onderhandelaar namens NVZ
Gita Gallé, onderhandelaar namens NVZ, vindt het onbegrijpelijk dat de vakbonden dit voorstel niet hebben voorgesteld aan hun achterban, zei ze in een reactie eerder. “Met dit voorstel zijn we tot het uiterste gegaan om de wensen van de bonden tegemoet te komen.” Desondanks houden die bonden voet bij stuk.
200 miljoen euro
Af Melkert, voorzitter van de NVZ, schreef eind augustus een brief aan het kabinet. Daarin stelde hij dat het kabinet met zo’n 200 miljoen euro moet komen voor de loonsverhoging van de ziekenhuis-cao. Dat geld gaat er niet komen, liet minister Bruins van Medische Zorg weten.
De voorzitter licht in zijn brief toe waarom de ziekenhuizen het niet uit eigen pot kunnen betalen. Zij hebben namelijk met het kabinet een akkoord gesloten om de zorguitgaven te beperken. De komende jaren mogen de uitgaven van ziekenhuizen maximaal 1,7 procent groeien, terwijl de vraag naar zorg elk jaar met 2,5 procent groeit. Ziekenhuizen komen daardoor financieel onder druk te staan. Volgens Melkert is er dus geen geld voor een flinke salarisstijging.
Het akkoord dat met het kabinet gesloten is, is het hoofdlijnenakkoord. Met z’n allen gebruiken we steeds meer zorg. Dat komt door vergrijzing, maar ook doordat artsen meer kunnen dan vroeger. Inmiddels zijn de kosten voor de gezondheidszorg gestegen naar 80 miljard per jaar. Om de uitgaven in bedwang te houden worden er sinds 2012 hoofdlijnenakkoorden gesloten.
Dit zijn afspraken die gemaakt zijn tussen zorginstellingen, zorgverzekeraars en het ministerie. Er is in het meest recente akkoord afgesproken om de stijging van de uitgaven in 2022 tot nul te beperken. De partijen hopen dit te bereiken door onnodig dure of overbodige zorg te schrappen en zoveel mogelijk zorg te organiseren buiten het ziekenhuis.
Dat schrappen is een grote opgave omdat er steeds meer ouderen en chronische patiënten bij komen, terwijl de lonen van medewerkers gewoon blijven stijgen. Van alle kosten die de ziekenhuizen maken bestaat ruim de helft uit salarissen en beloningen. Ook hebben de ziekenhuizen rekening gehouden met salarisstijgingen, maar niet met 5 procent.